Kepie algemeen

In het reglement van 1928 komt voor het eerst een schets voor met de afmetingen en vorm van de kepie in al zijn onderdelen. Deze vorm blijft grotendeels behouden tot 1940. In de periode 1939 - 1940 ?, (mogelijks vroeger, 1935 ?) komt een "gewatteerde" versie van de kepie in de mode. Bij dit laatste model is de onderzijde van de klep ook veelal niet met stof overtrokken maar bedekt met of uitgevoerd in een soort kunststof.  Dit model zal na-oorlogs hernomen worden, evenwel zonder de gekleurde bies omheen de kepie. Ook zijn er nogal wat verschillen in gebruikte materialen.  De aanwezigheid van de gekleurde bies duidt echter op een vooroorlogse konstruktie. 

12/10/2008: Na opmerkingen van een paar verzamelaars zie ik het noodzakelijk om de opmerking ivm de altijd vooroorlogse konstruktie van kepies met een bies te herroepen. Blijkt dat de bies ook na-oorlogs nog een tijd in gebruik geweest is. Meer informatie hierover volgt van zodra ze beschikbaar is. Vermoedelijk gaat het hier om kepies van het laatste model met het wapenkenteken (reg. 1939) en niet om kepies met het regimentscijfer (reg. 1928)

Het oudste model van kepie, scherp van snede aan de bovenzijde van de tulband en niet gevuld. Cijfer 13 van het 13e artillerie

Het latere model van kepie. Gevulde, "gewatteerde" tulband, doorzakkend aan de zijkanten, Kenteken van de artillerie algemeen.

Het eerste model van kepie, met eerder scherpe randen aan de bovenzijde van de tulband. De onderzijde van de tulband is strak van model.

Het tweede model van kepie, de "gewatteerde" versie. Opgevulde tulband die doorzakt  aan de zijkanten en niet zo strak is als het eerste model.

   


Samenstellende delen van de kepie
calot platte bovendeel
turban tulband: schuine deel van de bol
bandeau hoofdband: rechtopstaande deel
mentonnière kinriem
visière klep
passepoil bies
cocarde kokarde

  •  
  • De kinriem, mentonnière, met dubbele lopende knoop is uitgevoerd in goudkleurig metaaldraad voor de officieren.

    Voor adjudanten is dit evenwel zilverkleurige metaaldraad. De dikte is ongeveer 5mm.  Naast adjudanten hebben ook de leerlingen van het 2e jaar militaire school alsook deze van het 3e jaar van de officiersschool van de medische dienst een zilverkleurige kinriem.

    Onderofficieren lager dan de rang van adjudant hebben een kinriem in stof. Dit is ook zo voor de muzikanten, voor de leerlingen van het eerste jaar militarie school en voor deze van het 1e en 2e jaar van de officiersschool van de medische dienst. Reglementair zijn de twee knopen voor de kepie van onderofficier uitgevoerd in bruin leder. In de praktijk zijn dit echter steeds koperen knopen.


     

    De twee knopen ter bevestiging van deze kinriem hebben volgens de eerste tekening mbt de kepie van officier een diameter van 17 mm. Dit is vrij groot. In de praktijk hebben deze knopen een diameter van 12,5 à 13,5 mm. Vermoedelijk gaat het hier om een schrijffout in de schets mbt tot de kepie voor officieren. In de hiernaast weergegeven schets van de de kepie voor onderofficier wordt wel de juiste diameter van 12mm weergegeven.

     

  •  
  • De gekleurde, dubbel gevlochten bies rondom de kepie is ongeveer 3 mm hoog en kan zowel over de volle lengte genaaid zijn als op een paar plaatsen vastgestikt. Soms ook gewoon spannend aangebracht.  Achteraan de kepie is deze bies wel in de naad ingewerkt. Voor de kleur van de bies van de verschillende eenheden: zie kentekens / attributen 

    Een welbepaalde maker biedt de kepie aan met een volledig ingewerkte vilten bies. 

    Een derde, minder frequent voorkomende variant is een heel fijne bies zoals op onderstaand detail van de kepie van hoger officier intendance.

    Een uitzondering hierop is de kepie van de aalmoezeniers van de verschillende erediensten. Deze hebben geen gekleurde bies. 

    Verzameling: Fort van Eben Emael


     

  •  
  • De klep is in de periode voor en lang na 1928 onderaan overtrokken met meestal dezelfde stof als waaruit de kepie gemaakt is. Soms is de onderzijde uitgevoerd in donkergroene stof. Zie details bij kepie onderofficier.

    Bij de latere kepies is de onderzijde van de klep niet bekleed met stof maar is er een soort kunststoflaag aangebracht op een kartonnen drager. De kleur is eerder vaal geelgroen.

    De laatste modellen hebben een kunststof klep die gekorreld is van structuur en donkergroen van kleur. Daar deze wijze van kontruktie, en ook door de gebruikte materialen, gebruikt wordt bij de na-oorlogse kepies  wordt dit model dan ook soms als na-oorlogs aangeduid. Er bestaan evenwel kepies die kwa model en stof onmiskenbaar model 1928 zijn en toch en laatste model kunststofklep hebben. Zie kepie onderofficier: adjudant 1e artillerie


      Hogere officieren hebben een gouden baret links en rechts van het kenteken van de eenheid.

     

    Bij de aanpassingen aan het reglement op 6 augustus 1935 krijgt de kepie van hoger officier een derde gouden touw omheen de hoofdband. Dit zoals bij de generaalskepie.


      Generaals hebben naast de twee gouden baretten ook een volledig romdom de hoofdband lopen gouden touw. Deze hoofdband is daarnbij ook overtrokken met een amarante band.

    Er is eveneens geen gekleurde bies tussen hoofdband en tulband.

    verzameling: Nikolaas Ottevaere


     

    In de praktijk varieert de diameter van de kokarde in afmeting: 21mm, 21,5mm, 22mm, 25mm

     

    Onder de kokarde: de rode bies en het cijfer 13 van het 13e arillerie. Alles volgens het reglement van 1928. In 1939 worden geen cijfers meer toegepast voor de regimenten. Wel wordt dan het attribuut van het wapen aangebracht. In dit geval zouden dat dus de gekruiste kanonnen zijn.